Verstandige lezers – en de meeste lezers zijn verstandig – blijven binnen en laven zich aan Stedevaart. Een paar reacties:
Marijn de Koning, jarenlang parlementair verslaggever van het NOS Journaal, mailde Jan Brokken: ‘Mijn mail aan u van ruim een jaar geleden eindigde met de zin: ‘Het is fijn dat u bestaat.’ Dat zou ik nu toch wel heel graag even fortissimo willen herhalen, nu ik geheel ondergedompeld ben in Stedevaart… Het is werkelijk de grootste troost voor mij in deze redelijk treurige dagen. Of moet ik zeggen: weken? Maanden? Vluchten naar Bologna, wat ik nu het allerliefste zou doen, kan niet meer. Maar dankzij De stad van Morandi was ik daar, zat ik net als u in het restaurant Al pappagallo, op dat lieve pleintje, met die gewone stoelen en dat heerlijke eten. Dat is toch wel kras, hè? Ik logeerde die paar dagen ( wat een stad!, mij nog liever dan Venetië, Florence of Rome) in een heel goed lief klein hotel, Al capello rosso, vlak achter de openluchtbioscoop die u beschrijft. En ja, dankzij die beschrijving ben ik er nu gewoon weer. Zoals ik vervolgens door Venetië liep; wel dertig keer geweest denk ik, hotel Flora achter de opera en het eeuwige vertrouwde restaurant Iocanda Montin op Dorsoduro en de eindeloze wandelingen door Giudecca, in gezelschap van onze kunstschilder IJsbrand van Wijngaarden. En ik logeerde later bij een Engelse kunstenaar in zo’n echt stadspaleis, met een gang van 26 meter lang… En die heerlijke kerken… Kijk, al deze herinneringen, maar vooral veel meer, biedt u me nu. Daarvoor heel veel dank! Lieve groet, ik ga gauw weer naar mijn balkon – verder lezen in de zon.’
De website Ciao Tutti – www.ciaotutti.nl – publiceerde een deel uit het verhaal over Bologna en zette er bovenstaande foto bij, een wel heel prachtig beeld van wat het boek beoogt.
Ellie Rietveld, een bekende persoonlijkheid in de Rotterdamse kunst- en theaterwereld, en een voormalige leerling van Jan Brokkens schrijflessen, zocht het meer in Duitse richting. ‘Hoe kan het,’ mailde ze, ‘dat ik al zo lang niet aan Franz Biberkopf heb gedacht, of aan Joseph Beuys, van wie ik in de Arnhemse kunstacademie een college/workshop heb bijgewoond. Mooi, die in Stedevaart beschreven kwetsbaarheid. Mijn aversie tegen Alma Mahler kwam opnieuw tevoorschijn. Enfin, Jan, je helpt me een heel eind door de corona heen. Ik werd door mijn dochter en schoondochter tot de orde geroepen omdat ik op mijn tuin een hulpje had ingeschakeld. Ik moet mijn ophokplicht serieuzer nemen, vinden ze. Met Stedevaart zal dat wel lukken. Blijf gezond!.’
De bekende Rotterdamse dichter Rien Vroegindeweij, geboren en opgegroeid in Middelharnis, moest beslist even reageren op het verhaal over Middelharnis, hem beter bekend als Menheerse. ‘Het Laantje hangt daar in vele huiskamers, in kopieën van acceptabel, tot zeer slecht. Dat deze ‘stad’ nog eens als de Stad Gods, het Nieuwe Jeruzalem gezien zou worden, zullen de zwaarste en zwartste aanbidders van de Heere Heere aldaar nimmer hebben durven dromen.’ Rien Vroegindeweij schreef het gedicht Straat over Het laantje van Middelharnis van Meindert Hobbema:
De straat waar ik geboren ben,
heeft gelukkiger tijden gekend
want slaan we er Prisma 381 op na,
dan lezen we dat Meindert Hobbema:
‘in zijn zonnige Gelderse landschappen
met watermolens een
blijmoediger kijk op de natuur geeft
dan zijn leermeester Jacob van Ruisdael,
en in een gelukkig moment een
der statigste Hollandse landschappen
schiep: Het Laantje van Middelharnis
Het Laantje heeft nu Steneweg en
ligt in een grauwe nieuwbouwwijk.
Geluk en statigheid zijn daar verdreven,
geen schilder geeft er nog blijmoedig kijk.
Het schilderij dat hangt in Londen,
in een museum van de staat.
Ik heb hem daar gezien, mijn straat,
achter glas, door de eeuwen ongeschonden