Jan Brokken: ‘Geschokt en verschrikkelijk verdrietig door het plotselinge overlijden van Joost Karhof. In de bloei van zijn leven, op de toppen van zijn journalistieke kunnen. Hij heeft me vaak geinterviewd. Op een gegeven moment leek het wel traditie dat ik bij ieder nieuw boek in Kunststof zat. Hij was een Shell-kind, bracht een groot deel van zijn jeugd door op Curaçao, zat daar op de middelbare school. De eerste keer dat hij me interviewde, woonde ik nog op Curaçao. Na uitzending hebben we een tijd zitten praten over het eiland. Die jeugd in de tropen heeft hem echt gevormd. Zijn belangstelling voor de politiek en de gespannen verhouding tussen bevolkingsgroepen is daar ontstaan. Als ik zeg dat hij van mijn boeken hield, doe ik hem tekort. Voor ieder interview verdiepte hij zich in mijn werk. Ook toen ik over mijn dorp ging schrijven, de oorlog. Of over mijn vriendschap met de Russische pianist Youri Egorov. Hij had toen alle opnames van Egorov beluisterd, was gegrepen door zijn fijnzinnige interpretaties. Hij bereidde zich veel beter voor dan journalisten uit de culturele hoek. Maar verborg dat kundig om zichzelf niet op de voorgrond te plaatsen. Veel journalisten verliezen op een gegeven moment hun nieuwsgierigheid. Bij hem was dat absoluut niet het geval, integendeel. Ook bij Nieuwsuur wilde hij altijd het naadje van de kous weten, of het nu Rutte betrof, Buma of een zorgverzekeraar. Hij sprong over grenzen heen. Na een van de laatste interviews die hij met me maakte, zei hij dat hij juist dat in mijn werk waardeerde. ‘Of het nu Curaçao betreft, Rhoon, de Baltische zielen of Rusland, het gaat over iets, je steekt er wat van op, je gaat erover nadenken.’ Het waren de idealen die hij zelf nastreefde. Dat Hilversum besloot zijn Kunststof de nek om te draaien trof hem diep. Hij vertelde het me na ons laatste Kunststof interview met tranen in de ogen. Hij had toch het gevoel dat de omroepbazen hem te licht bevonden als presentator van een kunstprogramma en hem terug wilden in het hok van nieuwspresentator. Het is een van de grootste vergissingen die Hilversum heeft begaan. Joost interviewde keigoed, ook als hij een schrijver, een cinest of een actrice tegenover zich had, en was een prettige presentator om naar te kijken. Hij was gewoon een fijne gozer, wilde nooit iemand onderuit halen maar bleef wel scherp. Je moest geen seconde zeuren in zijn uitzending, dan kapte hij je af. Het dierbaarst was Joost me toen hij me na een uitzending over zijn dochters vertelde. De meiden hockeyden, hij scheidsrechterde, iedere zaterdag, in weer en wind. Hij vond het heerlijk. De tv maakt vroeg of laat van iedere presentator een ijdele kwast maar Joost kregen ze niet gek. We hadden al afsproken dat hij me over mijn volgende boek zou interviewen – ‘en dan in Nieuwsuur.’ Ik zal niet kunnen wennen aan het idee dat dat nooit zal gebeuren.’