Lucienne Colpaert kwam tot het werk van Jan Brokken door In het huis van de dichter. Ze was erg onder de indruk en gaf het boek vele malen cadeau aan vrienden. Ze las vervolgens Baltische zielen, dat een even grote indruk op haar maakte. Toen volgden De regenvogel en De blinde passagiers. Na enig aarzelen besloot ze aan Mijn kleine waanzin te beginnen, Jan Brokkens autobiografische roman die zo Hollands is als een polder. Haar reactie: “Ik was in de wolken over uw prachtige woordkeuze, de sfeerschets en de intimiteit. Het viel me ook nu weer op hoe verschillend Vlaanderen en Nederland zijn. Hoewel ik een zeer harde jeugd had, ging heel die religietwist aan mij voorbij. Zo was het met de meeste van mijn landgenoten. Mijn vader was min of meer atheist, mijn moeder gelovig maar niet fanatiek en zo was het toch overal een beetje. Maar dat stond het leven nooit in de weg. Het brood op tafel was bij ons de eerste preoccupatie. Ook de nabijheid van het water, met zijn dreiging en zijn geneugten, zijn opening naar andere gebieden en naar andere werelden, was ons allemaal vreemd. U hebt een prachtige jeugd gehad. Wat een moeder! Wat een droom van een vader, zo’n rijkdom van geest. En natuurlijk had de naaste omgeving aversie tegen hun zwakheden. Ik las uw boek in Barcelona, maar mijn geest vertoefde tussen het water en mijn Noorderburen. Ik ga u nu bedriegen met De eeuw van mijn vader van Geert Mak. Maar eens thuis ga ik weer op zoek naar andere van uw boeken. Bedankt alvast voor al het ongelooflijke leesplezier dat u me schenkt. Ook in mijn vriendenkring is men enthousiast aan het lezen van uw werk geslagen. En allen zijn, zoals ik, in de zevende hemel.”